Hoe stopt u decubitus?

Het stoppen van decubitus berust op drie peilers: beweging, voeding en zorg.

Beweging
Decubitus wordt veroorzaakt door druk- en schuifkrachten. Risicoplaatsen zijn hielen, heupen en stuit, schouders en achterhoofd. Wanneer een cliënt langdurig op de rug ligt of in dezelfde houding zit, is de druk op deze plaatsen verhoogd. Het is daarom belangrijk om te bewegen, ook wanneer een cliënt in bed moet blijven of in een rolstoel zit. Het is belangrijk dat de cliënt regelmatig zijn of haar houding verandert, zodat de druk op de huid ontlast wordt.

Bij zitten is het goed om ten minste eens per twee uur van houding te veranderen. Dit kan bijvoorbeeld door -  indien mogelijk - de cliënt even te laten staan of de cliënt bijvoorbeeld te laten verzitten van de linker op de rechterbil. Bij liggen geldt dat de cliënt ten minste eens per vier uur van houding moet veranderen.

Als een cliënt niet zelf van houding kan veranderen, is het belangrijk om als zorgprofessional de cliënt hierbij te ondersteunen. In samenwerking met eventuele mantelzorgers kan doorliggen worden voorkomen. Zo nodig kan er worden overwogen om een hulpmiddel in te zetten. Voor meer informatie over hulpmiddelen klik hier
Zorg er bovendien voor dat het bed of de stoel droog en schoon zijn. Kruimels, kreukels of kleine voorwerpen in bed of stoel maken de huid sneller kapot.

Voeding
Een gezond voedingspatroon draagt bij aan een gezonde huid.  Adviseer de patiënt daarom om gevarieerd te eten en voldoende te drinken.

Observeren en verzorgen van de huid
Het is belangrijk dat de huid dagelijks geïnspecteerd wordt op droogte, roodheid en/of beschadigingen.Inspecteer ook de huid onder medische hulpmiddelen, zoals gehoorapparaten, een leesbril, katheters, infuussystemen etc. Schakel een wond- of huidspecialist in wanneer de patiënt aangeeft een rode of pijnlijke huid te hebben.

Adviseer de patiënt om niet te warm en niet te lang te douchen. Water en het gebruik van zeep hebben een uitdrogend effect. Adviseer daarom bij voorkeur een neutrale zeep of zeepvrije producten en adviseer om de (droge) huid na het douchen in te smeren met een neutrale vetcrème of zalf. Zorg er tevens voor dat de patiënt dagelijks schoon ondergoed draagt.
Voorkom stoten, krabben, vallen, wrijven en schuiven en wees voorzichtig met het plakken van pleisters op de huid in verband met het risico op ontvelling bij het verwijderen.
Mocht de patiënt een vochtige huid hebben, gebruik of adviseer dan een product met indrogend effect, zoals producten met zinkoxide. Laat je zo nodig adviseren door een wond- of huidspecialist of de huisarts. Bovendien is het belangrijk om incontinentiemateriaal regelmatig te vernieuwen en de huid te beschermen met een barrièrecrème.

Terug naar de beginpagina voor de zorgprofessional>>